Een gedicht van Geerten Gossaert
Sicut filius.
Wel vaak heb ik gezongen, Voor menig droevig hart, De melodieuze wijzen Van 't stille lied van smart: Maar nu ik heb ontvangen 't Begeren mijner jeugd, Wil ik nog eenmaal zingen Het hoge lied van vreugd!
Vroeg uit mijns vaders woning Dreef mij verlangen uit De woningen te vinden Van harts beloofde bruid: Om liefdes woon te vinden Wou 't trotse hart voortaan Wel eigen wegen volgen, Op eigen paden gaan...
Naar welke woestenijen Versteeg het dolend pad? Mijn voeten werden 't stijgen Mijn ogen 't staren mat. Toen riep uit zijn ellende Harts ongestilde nood Om d' uiterste vertroosting Van de verlangde dood!
Maar door het dichte lover Riepen, bij avondval, Verre verlichte venstren Terug naar 't veilig dal: En naderbij gekomen Herkende ik bos en beemd, En stond weer, arme zwerver, Voor 't vaderhuis... vervreemd?
Schuw blikte ik door de ramen; Daar stond, als tallentijd, Voor de genoden velen, Het bruiloftsmaal bereid... Maar éne plaats was ledig... Toen heb ik blij verstaan, Dat ik, in liefdes woning, Als zóon mocht binnengaan!
------------------------------ Sicut filius - Zoals een zoon
De Gids (73) (1909)
|