Een gedicht van Dop Bles 1883-1940
DERNIER REFUGE
Vrouw, ik wil wel met u leven, treed mijn open kamer in, mijn bezit zij u gegeven, doch verzwijg mij voze min.
De juwelen van een Carmen zijn de zonde, die verwondt, ik wil liggen in uw armen, met uw adem op mijn mond.
'k Stoot dan 't hoge venster open op de neergevelde nacht, waar verdoemde zielen lopen in een onbegrepen pracht.
En de uren zal ik proeven als een geurend gift-likeur, en uw leven blijve toeven tussen 't venster en mijn deur.
En de maanden en de dagen gaan ons ongekend voorbij; alle bloesems die zij dragen zijn gewenst door u noch mij.
En de nachten zullen groeien en ons leven zal vergaan, 't lege hart zal stil verbloeien in een zelf bedachte waan.
Nu gij 't leven dorst verspelen afgestompt voor vreugd en pijn, wil ik wel met u nog delen dit bestaan van zielloos zijn.
Parijsche verzen Bussum 1923
|