Een gedicht van Reinier van Genderen Stort
Een Brit, flegmatisch in ene tuin gezeten
Een Brit, flegmatisch in een tuin gezeten, Met een Chinees, die toen zijn gastheer was, Schonk andermaal de whisky in zijn glas. Zij hadden in gesprek een uur gesleten.
Nu zwegen zij, beschouwden op het gras Een bokje met een jongen, als bezeten Zo sprong het dwaze diertje, fijn van ras En dat zij rijk gekruid straks zouden eten.
Toen zag de Engelsman op het gelaat Van de Chinees een vreemde glimlach rusten, Die in hem wekte wrevel, afkeer, haat.
En plots heeft hij doorgrond de hemeling, Minnaar der bloemen en der vreemde lusten, Die voor de westerling blijft vreemdeling.
Rijmproeven (1937)
|