Een gedicht van P.C. Boutens 1870-1943
Kussen van uw lippen en uw ogen
Kussen van uw lippen en uw ogen, Zachte daden uwer handen, Zoals koele wateren getogen Door de tuinen dezer landen,
Drenken in onmiddellijk bevloeien ’s Harten diepste wortelcellen, En naar een oneindig openbloeien Gaat de siddrende aandrift zwellen, –
Een geluk als nieuwe wijn geschonken, Waar de schijnen dood en leven Schaduwloos in liggen wegbezonken, En daar is alleen gebleven
Aandacht waar al donkere geruchten, Aller namen duizendtallen, Welke blaadren en onrijpe vruchten, Tot verglansde stilte vallen.

|