Een gedicht van Marie Metz-Koning 1864-1926
De Klokke.
Ze wappert in de lucht lijk een geluid Van leven en van dood. Ze daalt langs henen De smalle vensters nere, daalt als uit De hemel zelve, en klappert op de stenen.
Ons vrouwkens met hun zwarte mantels aan Gaan zwijgend, de ene na en de andre voren, Processionaal op de okere eerdebaan - En tripplen wuivend om de luide toren.
En in de vrêege ziel van elkendeen, Waar klokkentonen beeldenvormen krijgen, Smelt al hun denken met 't geklep ineen…
Ons klokke luidt het eendelijk geweld, Dat wroet in ons en nimmer bovenwelt, Maar ommeworstelt in ons effen zwijgen.
Een bundel letterkundige bijdragen (1900)
|