| Een gedicht van Anton L. de Rop 1837-1895   De trouwste vriend.Gij flinke hond, getrouwe vrindVan jager, reiziger en kind,
 Men prijst u vele keren,
 Omdat gij zo gehoorzaam zijt,
 Zo waakzaam, vol geduld altijd,
 En kunstjes ook wilt leren.
 
 Men roemt u als gij in het veld
 Het wild, dat angstig henensnelt,
 Alras weet in te halen,
 En aan komt dragen naar uw baas
 Nu met een eend, dan met een haas,
 Die 't met de dood betalen.
 
 Men spreekt van u zo dikwijls goed,
 Omdat gij uit de diepe vloed
 - Vóór ze in de stroom verzinken -
 De kindren pakt met sterke tand,
 Voorzichtig voorttrekt naar de kant,
 En redt, wie haast verdrinken.
 
 Of als gij, door uw kracht en moed,
 De Eskimo in 't Noord behoedt
 Voor beren, die daar loeren,
 En ander hongrend roofgediert;
 Gij zult - wordt slechts uw toom gevierd -
 Hem wel 't gevaar ontvoeren.
 
 Maar ik roem u het meeste dan,
 Wanneer gij d'arme blindeman
 Geleidt langs straat en wegen;
 Gij zijt voor hem haast meer dan vriend,
 En hebt daarvoor een kluif verdiend,
 Een grote, ja terdege.
 
 't Is lang geleden  (1893)
 
 
 
 
 |