Een gedicht van Prudens van Duyse 1804-1859
LIEFDE
Wat in u mij zo heeft bekoord, Vóor nog uw ziel in enig woord Was uitgebroken Voor gij me nog, met maagdenlach, Een buiging bood, een goeden-dag, Zacht uitgesproken;
Wat in u mij het meeste trof, Als ik u, in dien rozenhof, Het eerst ontmoette, En u, met half verwonnen hart, Met droeve lust, met zoete smart, Aanschouwde en groette?
Wat anders, dan uw bleek gelaat? Geen levend wangeninkarnaat, Geen purpren lippen, Geen gloeiende ogenflonkering Deed, aan d'ontroerde jongeling, Een zucht ontglippen.
Het was die zweem van treurigheid, Die wang met lelies overspreid, Die me innig griefde. 0 neen! Geen bruisend driftgewoel Maar medelij', vol teer gevoel, Dàt was mij liefde.
![schrijver](http://www.gedichten.nl/smoelen/prudens_van_duyse.jpg)
|