Een gedicht van Jacob van Oosterwijk Bruiyn
HET MISVERSTAND
Een man, door wanhoop aangedreven, Zijn leven zat, Wierp zich in 't stromend nat. Zijn makker sprong hem na en redde hem het leven, Maar vruchteloos: de man, bij 't knellen van 't verdriet, Wist niet, wat aan te vangen, En ging zich aan een boom verhangen. Zijn makker zag het aan en nu weerhield hij 't niet. Men riep hem voor 't Gerecht. -„Moest ik zijn opzet keren?" Zo sprak hij; „'t scheen mij, vrome Heren! Dat hij zo handlen moest na 't lot, dat hij ontging; Hij was zo nat van lijf en kleren 'k Dacht, dat hij zich te drogen hing."
De boertige zangster (1884)

|