Een gedicht van J.H. Leopold 1865-1925
Ik zag met pronk en kostbaarheden
IK zag met pronk en kostbaarheden en een hooghartig oogopslaan een pauwenveer in den koraan; de groen en rosse strengen gleden over de tekst, het wuft verguld had al de bladzij opgevuld en midden in de soeren lag de blauwe spiegel en zijn lonken de strakke verzen overblonken lichtzinnig spelend met de dag en bont juweel en wulps azuur had op de letteren beslag en overschaduwde de schriftuur.
En ik: dat op het heilig boek, dat op de regels heet bewogen om al wat zij behelzen mogen van Gods belofte en Godes vloek, de onbezonnen dartelheid zijn loze tooi heeft uitgespreid, dat het gebodwoord van de Heer het bed is van een vogelveer!
En zij: laat af van aan te klagen. Schoonheid is tiranniek gezind en zelfgerecht en voert bewind naar eigen wil en welbehagen!
|