Een gedicht van Jacob van Lennep 1802-1868
DE GLIMWORM EN DE PAD
Een fabel
Vonk'lend door het loverduister, Zelf onkundig van haar luister, Licht-ster van de klavergrond, Doolde een glimworm in het rond. Uit het zwabbrig slijm gekropen, Stort een pad, met vuil bedropen, Op die fel gehate schijn 't Onweerstaanbaar moordvenijn. ‘Waarom doodt in arren moede, Waarom doodt mij uwe woede, Daar 'k u nooit beledigd had?’ ‘Waarom licht gij?" bromt de pad.
Vertalingen en navolgingen in poezy (1884)
|