| Een gedicht van Karel Scharten 187801950 
 L1CHT-SPEL1NG.Het noodweer week, en onderdoor de donkere, zo dikke wolken-dam, dat de avond scheen
 gezonken in de vroege middag, blonk er 'n
 reep wit-blakende zonne-hemel heen!
 
 De zacht-gelende lamp lijkt vreemd verlaten
 van 't schemeren, waar zij de kern van was;
 't wit licht slaat binnen! Zie, hoe bleek zij staat en
 sterft in goudig gesmeul en grijzige as.. .
 
 Maar jij, bij dit altaar, jij wordt een wonder,
 mijn herelijke vrouw! Is niet je wang
 in 't kwijnend gloeien zacht rood-goud, wijl blonder
 d'aêr blauwig blankt in 't witte licht-gezang?
 
 Je ogen schijnen, bij die wondere speling
 van glanzen, in gelij ke klaarheid uit;
 't ziek lamplicht smelt, en in al wijd're streling
 zie, hoe de zon je lieve hoofd omsluit!
 
 
 
 
 |