Een gedicht van J.W.F Werumeus Buning
LIED
Eens heb ik rouw gedragen Om die ik had bemind; Toen waren al mijn dagen Tot droevigheid gezind.
Daarna werd mij in dromen Een helderheid bekend, En mij werd afgenomen Al zorgen en ellend.
Al na een duistere avond, Ter helle middernacht. Mocht ik een lied vernemen Dat gaf mij nieuwe kracht.
Ik hoorde een engel blazen Op zijn kleine trompet; Ik zag een engel blazen Op een kleine trompet.
Al in een groenen morgen Ontwaakte ik, mijn bed Was tussen bloem en palmen In helder licht gezet.
En was het wel de morgen? Ik sluimerde weer in, Dit slapen zonder zorgen Was mij een nieuw begin.
En toen ik dan ontwaakte Vond ik een nieuw gebed De klank was in mijn oren Dier hemelse trompet.
Al wat ik u kan zingen, Het is maar een klein lied. Wie kleine engelen horen, Kennen een ander niet.
Ik weet, God zal nog spreken Met grotere trompet. De engelen des hemels Zijn daartoe neergezet.
Maar ik, die de grote trompet niet ken, Zing met een zalig oor Naar de kleine trompet wier vreugd ik ken, En waaraan ik mijn leed verloor.
1926
Dagelijksch Brood (1940)
|