Een gedicht van Helene Swarth 1859-1941
Verlangen.
In de nachtlijke stilt' van mijn dromen, Als geen windeken ruizen in 't groen, Als geen vogelken fluit in de bomen, Wekt mij telkens hetzelfde visioen.
Langs de ronding der reuzige bogen, Stort haar zilveren stromen de maan, Op de golven, zich heffend ten hogen, Waar de sterren te vonkelen staan.
Ach! de maan is zo hoog aan de kimme! Ach! zo laag, in haar bedding, de zee! Hoe zij smacht', hoe zij tracht', hoe zij klimme, Onverhoord blijft haar brandende beê.
En zij kán tot haar liefste niet komen En haar liefste niet dalen tot haar... - In de nachtlijke stilt' van mijn dromen Stijgt mijn ziel met de ziedende baar.
Doch al rijze ook mijn zwellend verlangen, Als de wellende golven der zee, En al stapele ik zangen op zangen, Ik bestijg er mijn hemel niet mee!
Beelden en stemmen (1887)
|