Een gedicht van J.W.F. Werumeus Buning
Ballade van de goede vrouwen
In dankbaarheid, eer dat ik sterven moet, Vraag ik nog een ballade voor diegenen Die als een goede vrouw mij zijn verschenen, En gaven vreugd zoals een vrouw dat doet,
Wetende dat er in het hart maar ene En meer dan zij mij dorstig maakt het bloed, Maar zegenend de bron door God beschenen, En gaven vreugd zoals een vrouw dat doet.
Ja, wild en stil, zoals mijn eigen bloed, En wijkend, als 'k u noemde als de ene Wier glans mij in haar allen is verschenen, En gaven vreugd zoals een vrouw dat doet.
Want God geeft dit de vrouwen in het bloed Dat één ding hun maar heilig is, dit ene: Liefde, die zij herkenden als het Ene, En gaven vreugd zoals een vrouw dat doet.
Dorst van het leven en eens dorst bij ene, Wil, die dorst geeft, dat men verdorsten moet? Mij brak hij bronnen uit de rots en meer dan ene, En gaven vreugd, gelijk een vrouw dat doet.
Prince:
Goede prinses, Maria Magdalene Venus, die eens Prins Jezus hebt ontmoet In eendre lief de en eendre dorst naar 't ene, En hebt geknield en hebt gezalfd de voet,
Gij kent het licht waarin zij mij verschenen En weet dat ik, in 't diepste van 't gemoed Zo heb geknield, als thans ook aan zijn voet, En vraag: genade, niet alleen voor d'ene, Maar voor de velen die mij eens bewenen, En gaven vreugd zoals een vrouw dat doet.
|