Een gedicht van Nicolaas Beets 1814-1903
DE EOOLSE HARP
De eoolse harp ruist in de nacht, Ruist op de toon der treurgezangen; Aandoenlijk als de weke klacht Van 't hartje, dat van liefde smacht, Of breekt van onvervuld verlangen.
Die doorslaapt, waar die citer slaat, Sliep zeker in met zoete dromen; Die slaaploos aan het venster staat Wendt naar de kant het bleek gelaat, Vanwaar de galmen overkomen.
De nachtwind weet niet wat hij doet, Die al haar snaren dwingt te trillen, - Zo min als 't oog dat, door zijn gloed, Ontroering in een rein gemoed Verwekt, maar niet vermag te stillen.
Gedichten. V0olledige uitgave, naar tijdsorde gerangschikt. Leiden, z.j.
|