Een gedicht van P.A.M. Boele van Hoensbroek
LAS HUELGAS
In het klooster van las Huelgas In de biechtstoel zit de priester, Fluistrend spreekt zijn biechtelinge Van de wereld, van haar zonde.
Nimmer zien des priesters ogen Wie hem toespreekt. Nimmer blikken In de wereld meer de vrouwen, Die het klooster heeft begraven.
Aarzlend spreekt de mond der nonne Van haar liefde voor een koorknaap, Die het wierookvat eens zwaaide In de kathedraal van Burgos.
Aan hem denk ik altijd, _ snikt zij, _ Aan zijn schittrend schone ogen. Juan was zijn naam. Zijn vader Was een arme schapenhoeder.
Daaglijks keert de priester weder In het klooster van Las Huelgas; Hoort de biecht der jonkvrouw, altijd, Altijd zuchtend naar de liefde.
Daaglijks wordt hij bleker, minder Schitterend zijn donkre ogen. Staamlend geeft hij absolutie Voor haar zondig, werelds denken.
Eindlijk vond men in de biechtstoel Dood de jonge priester zitten. _ Juan was zijn naam. Zijn vader Was een arme schapenhoeder.
Liefde ne leed, Amsterdam(1903)
|