Een gedicht van C.S. Adama van Scheltema 1877-1924
De stilte
Min de stilte in uw wezen, Zoek de stilte die bezielt, Zij die alle stilte vrezen Hebben nooit hun hart gelezen, Hebben nooit geknield.
Draag uw kleine levenszegen Naar het dromenloze land, Lijk de golve' haar oogst bewegen - Tot zij zachtjes breken tegen Het doodstille strand.
Zie de boom de paden tooien Rondom zijne stille voet, Laat uw ziel zich zo ontplooien En haar bloemen om zich strooien Uit een vroom gemoed.
Leer u aan de stilte laven: Waar het leven u geleidt - Zij is uwe veil'ge haven, Want zij is de grote gave Van de Eeuwigheid.
Sluit de stilte in uw gaarde, Wees in haar gelukkig kind: Al wie ze aan haar schoot vergaarde - Alle zaligen op aarde Hebben haar bemind.
|