Een gedicht van Emanuel Hiel 1834-1899
Wiking Harald
Stout strandt de Wiking Harald Op Vlaandrens grijze kust, Met zijn ontembre Noren, Op goud en wijn belust. Doch Vlaandrens Grave, Baldwin, Nog jong, reeds wijd vermaard, Toont ras zijn heldendaden, Zijn kloeke Vlaamse aard.
Hij rent door Vlaandrens wouden, Springt over stronk en gracht... Hij houdt op Vlaandrens duinen, Met ijzren arm de wacht. De Noren naken snorkend, Als everzwijnen wild; De Vlamings zwaaien zwaarden, En rammlen op hun schild.
En schreeuwen schor de Noren, Als ruwe ravenzwerm... Ze tuimlen dra en deinzen, Met vloekend doodsgekerm. Hun bloed bespat de duinen, Rood danst het schuim der zee... Ze rukken, in de vluchtdrift Hun Wiking Harald mee.
Hij, hij beschermt de Draken, Verdedigt iedre man, Die aan de wraak der Vlamings Bij tijds ontsnappen kan. Hij zingt zijn laatsten strijdzang: ‘Op, helden houd u goed, Zwaai zwaluwsnel uw slagzwaard! Schenk mild de haaien bloed!’
Hij zingt zijn laatste strijdzang: ‘Eerst, eerst mijn volk gered! Niet eerder wijk of val ik, De storm is Wikings bed!’ Hij zingt... Plots ploft hem Baldwin, Zijn blauwert in de borst!.. In golven stort de Wiking En sterft als Norenvorst.
|