Een gedicht van Albert Verwey 1856-1936
Gelijk een vader zijn onwillig kind
Gelijk een vader zijn onwillig kind Bestraft met schijnb're toorn, maar smart in 't hart, En, schoon kastijdend, zelf wel voelt hoe hard De straf moet zijn voor 't kind dat hij bemint, -
En onder 't straffen in zichzelve zint En hoopt óf het berouwvol wordt, - en mart, O zo verlangend, na die dubb'le smart Héél lief te wezen voor zijn lieve kind: -
Zó toornde ik ook op u, mijn ziel! die zwaar Gezondigd hebt door uw zo kleine leed Te laten smetten uw zo grote vreugd,
En, o, zo lang, zo teer begeerde ik naar 't Berouw, dat meer vergoedt dan ge ooit misdeed, Daar wel 't berouw, maar niet de zonde heugt.
|