Een gedicht van Karel van de Woestijne 1878-1929
EEN VRUCHT DIE VALT...
Een vrucht die valt... - Waar ‘k wijle in ‘t onontwijde zwijgen, buigt statiglijk de nacht zijn boog om mijn gestalt. De tijd is dood, omhoog, omlaag. Geen sterren rijgen haar paarlen aan ‘t stramien der roereloze twijgen. En geen gerucht, dan deze vrucht, die valt.
Een vrucht. - En waar ik sta, ten zatte levens-zome, vol als de nacht, maar even stil; blind als de lucht hoe rijk ook aan ‘t verholen licht van mijne dromen, voel ‘k - lomer dan in ‘t loof der luideloze bomen een vrucht die valt, - mijn hart, gelijk een vrucht die valt...
God aan zee (1926)

|