Een gedicht van Hendrik Tollens 1780-1856
Raadgeving
Minnaars, wilt ge uit vrijen gaan, Trek de stoute schoenen aan, Schud de kindse blooheid uit, Maakt ze, die ontvlieden, buit; Neem het kusje, voor gij 't vraagt: Nimmer wint hij, die niet waagt.
't Vrouwenhart is koel en wreed Voor ons zuchten en ons leed; 't Wordt niet week door vrees of hoop; 't Is voor tranen niet te koop; Hem-alleen, die 't eist en rooft, Neemt het aan als heer en hoofd.
Overvallen we onverwacht Dat oproerig schoon geslacht; 't Is manmoedig, zijn wij laf, 't Is bloohartig, zijn wij straf; Geef uw krachten, zijt ge wijs, Aan haar zwakheid niet ten prijs.
Op, te wapen! op, ten strijd, Minnaars, zo gij mannen zijt! Niet de lafheid - wel de moed Steek u lauwren op de hoed; De overheerser - niet de slaaf Dwingt de vest tot overgaaf.
Gezamenlijke dichtwerken (1856)
|