Een gedicht van C.S. Adama van Scheltema 1877-1924
Langs het Getijde
Het schemert, en Waar 'k peinzend langs de golven ga En peinzend naar hun ruisen hoor, Ruist al hun vloed mij schuimend na En wist mijn spoor.
Het schemert, en Waar 'k wijkend het getij beleef, Ruist het getijde op mij aan En wist wat 'k in mijn hart beschreef - Wat 'k heb gedaan.
Het schemert, en In 't ruisend wit getijde zie 'k Een bleke, vreemd geworden geest - En 'k peins naar wie ik was - naar wie 'k Eens ben geweest!
Zingende stemmen (1916)
|