Een gedicht van O.C.F Hoffham 1744-1799
Voorrang des slaaps.
De zuigling kent nog niet De wijn: de grijsaard kent Niet meer 't genot der min. De jongling proeft en kwijnt: De man slechts drinkt en mint. Maar allen kennen ze, Genieten ze de slaap. Ik sliep gewiegd, als kind; Ik sliep, als jongeling: Thans slaap ik als een man: En zal, zo 'k hoop, eenmaal Als grijsaard slapen. En, Welk blij vooruitgezicht! Ik zal een lange nacht Ten laatste slapen in 't Gemakkelijke graf.
|