Een gedicht van Louis Davids 18883-1939
Rassenhaat
Bruin is mijn vel, maar blank is mijn ziel, Hoe sidder ik onder de klappen Die ons de blanke zo rijkelijk geeft, De heren die honen en trappen, Die onder 't mom van beschaving, cultuur, 'n Volk van miljoenen verdrukken. Bruin is ons vel en dat geeft hun het recht Ons 't loon van ons werk te ontrukken.
Dat is die bruine kleur Die ons levensgeluk verjaagt, Die de rassenhaat kweekt Tot die éénmaal zich wreekt, Die de mensen tot dieren verlaagt.
Bruin is mijn vel, maar blank is mijn ziel, Veel blanker dan Hollandse heren Die zonder schaamte in 't zonnige land De inlandse vrouwen onteren. En wij, de zonen van 't schandesysteem, Worden bespot en vergeten. Of als een hond door het gouvernement Ruw in de kampong gesmeten.
Dat is die bruine kleur Die ons levensgeluk verjaagt, Die de rassenhaat kweekt Tot die éénmaal zich wreekt, Die de mensen tot dieren verlaagt.
Bruin is mijn vel, maar blank is mijn ziel, Bruinen en blanken zijn mensen Die hebben harten en zielen als gij, Mensen die aad'men en wensen. Christenen, reik ons de broederhand toe, Anders zult gij het beleven Het bruine jong eens de misdaden wreekt Aan hun moeders bedreven.
Dat is die bruine kleur Die ons levensgeluk verjaagt, Die de rassenhaat kweekt Tot die éénmaal zich wreekt, Die de mensen tot dieren verlaagt.
1924
|