Een gedicht van Guido Gezelle 1830-1809
De koning is gekommen!
De grote zon, de zomer is ten oosten uitgeklommen, bezoekende zijn koninkrijk...
De volkeren, de groten en de klenen, alle lieden hem koninklijk begroeten gaan en blijde inkom bieden.
De mannen zijn veel sterker nu ten arbeide, en de vrouwen, ze slaan wel nog zo dapper, met de la, de weefgetouwen.
De jongens en de maagden, als of ze nog klene waren, gaan lopen in de lanen, in de locht, en spelevaren.
Het kindje, dat geen tonge en heeft, nu zingen kan; en ‘t aaien van moeders hand- en mondgebaar vriendtoevig tegenkraaien.
De vogels zingen, de aarde zingt, de kruiden en de blommen... de zomer is, de grote zon, de koning is gekommen!
Rijmsnoer (1896)
|