| 
					
					 Een gedicht van Seerp Anema 1865-1961 
Moed
O, laat mij gaan, waar gindse duinen rusten,  waar koele westenwind nauw ademhaalt  en matte herfstzon zilvertintig straalt  en vrede murmelt aan de kalme kusten!
   Hoe laaft mijn lijf, o eeuwig onbewuste,  zich aan de wind, die van uw kruinen daalt,  en vallend lover lispelt en herhaalt,  dat eenmaal rusten mag, die nooit mocht rusten.
   Want achter al mijn kwijnen en mijn klagen  trilt in mijn hart nu hoog, dan somber diep,  maar steeds, - een toon van nimmermeer versagen!
   Omdat mijn Heiland bij mijn naam mij riep  en heeft gezegd, dat ook voor mij zal dagen  het leven, dat Hij in zijn sterven schiep!
 
  
  
					
 
					
					
					 |