Een gedicht van Jacob Westerbaen 1599-1670
Klink-dicht
Al is de zwarte nacht met wolken overtogen, En zon, noch maan, noch ster aan ’t blauwe welfsel staat, Toch weet de stuurman wel waar ’t scheepje henen gaat. Al heeft hij zon, noch maan, noch sterren in zijn ogen,
Hij houdt nochtans zijn streek en vindt zich niet bewogen. Zijn zaken die gaan vast: de naald op het kompas Wijst hem het noord’; ’t getij dat gist hij bij het glas. Let hij op deze twee, zo wordt hij niet bedrogen.
Zo gaat het ook met mij. Uw vriendelijk gezicht Schijnt altijd in mijn hart, dat strekt mij voor een licht, Als ’t aardrijk is bedekt met dikke duisternisse.
Ei, lach niet, Rozemond: ’k wil wel een proefstuk doen, Roep mij in ’t duister eens en lijd dat ik u zoen: Tien kusjes ik verbeur, zo ik uw lipjes misse.
Minnedichten (1624)
![schrijver](http://www.gedichten.nl/smoelen/jacob_westerbaen.jpg)
|