Een gedicht van René de Clercq 1877-1932
De witte sneeuw
De witte sneeuw, waarmee de vlakten pronken, Boelt met de zonne tot haar schade en schand. Ze ligt en lacht en tintelt, wonnedronken, Totdat ze smelt en slijk maakt op het land.
De witte sneeuw, waarvan de bergen vonken, Wanneer de hemel stooft en staat in brand, Die zonnelach weerkaatst, en zonnelonken, Blijft eeuwig hoog en eeuwig diamant.
Al eveneens, vergaat of staat de Minne: Die niets beoogt dan 't laag genot der zinnen, Ziet zijn geluk verslijkt eer hij 't vermoedt;
Veel hoger wil ik mijne liefde plaatsen, Waar ze ongedeerd het zonlicht kan weerkaatsen, En rein blijft in des hemels hoogste gloed.
Echo's (1900)
|