Een gedicht van J.J.A. Goeverneur 1809-1898
ADAMS ONTWAKEN.
Toen in des Heilands zwaarste lijdensstonde De bergen spleten, de aard haar donkre schoot En grafspelonken sidderende ontsloot, Drong ’t licht ook door tot Adams diepe sponde. Hij sloeg de blik verwonderd in het ronde, Zag Hem aan ’t kruishout worstlen met de dood, En wendde ontzet het oog, van tranen rood, En vroeg: wie toch daar bloedde uit wond bij wonde?
Hij hoorde ’t, en, van kille schrik bevangen, Rukt hij zich ’t haar, door de eeuwen wit gebleekt, Uit hoofd en baard, ontvleest de volle wangen En jammert luid, daar hij tot Eva spreekt: „Ziet gij de Heer daar ginds aan ’t vloekhout hangen? Ik heb door u Hem voor die dood gekweekt!”
Naar Manzoni
|