Een gedicht van Hilarion Thans 1884-1963
SMAAKMAKER
Nog houdt de omheining, als weleer – een hoge muur – de hoven dicht. De middag groent in schemer neer: een loof-getemperd bovenlicht.
Dezelfde mooi-gebogen dreef koel, zwijgend, als een kerkenbeuk. Mijn tuinbank – of ze wachten bleef verscholen onder rode beuk.
De merel, in de koepelkroon, fluit bij deze avond als van oud? Weer schakelt ginder toon in toon het torenlied zijn keten goud.
Hier woonde ik, uur gewaar noch dag, verloren in diep droomprieel – tot ik veel vreemde steden zag, en nam van ‘t grote leed mijn deel.
Ik weifel bij de tuinbank die ‘t geheim van diepe stonden weet… Was dit wellicht mijn laatste lied van eigen lief en eigen leed?…
Verloren stroom (1920)
|