Een gedicht van Julius Vuylsteke 1836-1903
Wetenschap.
Wetenschap! licht zonder warmte! Onverkwikkend! Onverblijdend! Gloort steeds heller uwe toortse, in het hoofd werpt gij de koortse, 't harte maakt gij koud en lijdend.
Ach! waarom moet elke stap die het brein vooruitholt, op 't harte botsen als een schop, koude Wetenschap?
O, 'k wil mij gaan koestren aan mildere stralen, mij baden in de eeuwige bronne die kracht giet en vreugde over bergen en dalen, de stralen der godlijke zonne!
Wetenschap! maagd zonder liefde! Eigenzuchtig, nijdig, grillig! Die u liefheeft, plaagt en tergt gij: al zijn levenskrachten vergt gij, - en uw kussen zijn zo killig.
Ach! uw ooft is zonder sap, zonder geur uw bloezem; ach! stroef en spottend is uw lach, trotse Wetenschap!
O, 'k wil mij verkwikken aan betere kussen waar 'k wellust en laving in vinde, aan kussen die tevens verbranden en blussen, de kussen der zoete beminde!
Wetenschap! o wrange bronne! Gal en edik saamgebonden! Reikt de jeugd haar lippen smachtend, gij, die eedle dorst verachtend, edik giet gij in haar monden.
Drinkt ook een met volle nap moedig voort, de teug blijft zuur, maakt nooit dronken, schenkt geen vuur, bittre Wetenschap!
O, laat mij aan smaaklijker vochten mij lessen, die 't hart en de hersens doen gloeien. Kom, 't schuimende bier, dat het strome uit de flessen! de paarlende wijn, laat hem vloeien!
Uit het studentenleven en andere gedichten (1868)
Schrijver: Julius Vuylsteke
|