Een gedicht van Fracois Pauwels 1888-1966
Het schelpenhuis
Met aller stranden kleurige trofeeën heeft men, in schelp naast schelp, mijn steen bezet, ik heb de gratie van een pronk-salet, maar in mijn hart de diepe stem der zeeën.
wie 't oor leent aan mijn wand ontwaart armeeën die voorwaarts ruisen met een eendre tred en 't masker van een teer getint palet omhult een klacht van nameloze weeën.
Ten avond kozen in een bleke maan gelieven op mijn bank.... Ik zie het aan met dromen in mijn perlemoeren ogen,
dan roer ik zacht de snaren van mijn veêl en, met de stem van 't zomerse struweel, zing ik de lof der allerzoetste logen....
Erts, Letterkundig jaarboek. Jrg. 4 (1930)
|