Een gedicht van Fiora della Neve 1849-1934
Duet
Zij zongen te samen duetten In 't naderend schemeruur, Zij, grilligste der brunetten, Hij, vol van poëtisch vuur.
Zij zongen: ‘Ich wollt' meine Liebe’; Zij zongen van liefde's verdriet, Van liefde's vreugden en weelden, Zij zongen ook Fauré's lied:
‘Saluez! c'est l'amour qui passe! Saluez, saluez! c'est l'amour!’ En hij werd niet moede te zingen: ‘Saluez, saluez! c'est l'amour!’
Snel vloden de vlugge dagen De vluchtiger weken heen; Hij zag, dat zij wuft was en ijdel, En zij, dat zijn liefde verdween.
Weer raakten haar vingers de toetsen En speelden 't accompagnement; En lokkend verhief zich, als vroeger, Het thema, zo wel bekend.
Het klonk als: ‘.... l'amour qui passe’, En spottend zag zij hem aan; ‘Saluez! Maar waarom salueren? De liefde is voorbijgegaan!’
‘C'est l'amour... qui passe,... qui passe’, En zij gaf nog het thema aan; Maar hem klonk 't als een lied uit de verte - 't Was alles voorbijgegaan.
De Gids, jrg 48 (1884)
|