Een gedicht van Willem de Merode 1887-1939
WINTERAVOND
Ook nu het avond wordt, Heer blijven we op U hopen, Het winterdaglicht kort, Hoe traag de dagen kropen.
Het water is zo diep En donker, de lantaren Beschampt de oeroude baren, Waarin de wereld sliep.
En als de smalle boot, Waarin ik word gedrongen, Van levens wal afstoot, Hoe hoog de golven sprongen,
Van u komt heil en heul, Mijn lamp blijft helder branden, Uw olie drupt een geul Van rust tot aan Uw stranden.
Het westen is al nacht, Maar ’t Oosten vlamt van vuren. Ik weet, ik word verwacht, En blijf bij U, zolang Uw dag zal duren.
De Stille Tuin (1932)
|