Een gedicht van Hendrik Marsman 1899-1944
Voorschrift
Trek de woestijn in, laat de karavaan de groene rijkdom der oasen, u zij de dorre oceaan van zand; goud en topazen bewaart ge niet, die zijn voor uw vriendin, de koningin van Scheba; de stierenvechter laat ge de arena, de volkstribuun het duizendvoudige gehuil van de hyena's die beurtlings ‘kruist hem’ en ‘hosannah’ roepen; gij gunt de boetprofeet zijn sprinkhaan en zijn kemelshaar. ontgin, waar niemand vruchtbaarheid vermoedt, elke woestijn heeft zijn wel; geloof onafgebroken: hier móet water zijn; uw enige toeverlaat zij het woord: ‘o, bolwerk, o, citadel, bekleed mij met een nieuwe mantel, laat het firmament mijn huis zijn, zorg, dat mij niemand kent.’ vraag elke dag een witte keursteen en het onbeperkt gezag van een nieuwe naam.
Verzamelde gedichten (1941)
|