Een gedicht van Francois Pauwels 1888-1966
DE PAUW
De pauwe staat in pronkgewaad, ruisend rillen z'n veren, hij schudt z'n pracht alsof met kracht wind er langshenen kwam scheren.
De fijne kop bloeit als een knop dicht aan de waaier van ogen, die bont en rond tot op de grond sierlijk is uitgebogen;
en als een vorst zwelt hem de borst, groen en wiss'lend van glansen, geheven koen, als fier blazoen tegen der zonne lansen.
Zo staat hij daar en heel de schaar needrige duiven en hennen is voor de vang dier steerte bang, vliedt de pralende pennen.
Plots valt de vracht der vederen zacht, zacht naar achteren bijénen, en als in rouw gaat nu de pauw stil op zijn schubbige tenen,
naar 't grote hok met haan en klok, zijn parmantige woning, en 't is alsof de ganse hof treurt om een dode koning.
Verzamelde gedichten (1928)
|