Een gedicht van Aart van der Leeuw 1876-1931
Blijheid.
Kom broeder, snijd het riet In ongelijke pijpen, Dat fluks tot vrolijk lied Uw vruchtloos zuchten rijpe.
Dit riet had oók zijn tijd Van wenen over waatren, Nu zij 't aaneengerijd, Dat wíjsjes daaruit klaatren.
Vrees niet met juichgefluit Uw zwijgend leed te ontwijden; Het valt tóch eens ten buit Aan ’t alverwinnend blijde.
Heeft lang genoeg de halm Zijn klaagzang uitgeruist, Dan broeder, wek de galm Die diepst in ’t hart hem huist.
Liederen en balladen (1911)
|