Een gedicht van Willem Kloos 1859-1938
GEGLIMLACH
De mensen doen, maar weten niet waaróm Zij doen, en zitte' in hun eentjes te wegen, Hoe zij het meeste van het leven kregen, 't Leven dat langs hen gaat en ziet niet om, —
Hopen en haken of er niet wat kom, Voelen hun hartjes van blijdschap bewegen, Stil in hun lekkere bedjes gelegen.. . Maar áls 't wat geeft, dan houden zij zich dom:
Dan kijken ze uit een paar onschuldige oogjes, Willen niet, maar willen wel, en zijn bleutjes... 't Leven zegt: „zo! .." en neemt het weer weerom.
0, geef elkaar zo even maar wat droogjes Oogjes en schuintjes en vriendlijke peutjes, 0, mensjes lief, wat zijn wij allen dom!
Verzen (1931)
|