Een gedicht van Karel van de Woestijne 1878-1929
Kind met het bleek gelaat
Kind met het bleek gelaat, dat van uw wijde blikken geen liefde in mat gebaar noch in lede ogen ziet, maar in uw zedig kleed uw knieën weet te schikken zó, dat me te elken male een laaie drift doorschiet:
gij zult het nimmer aan mijn vrome woorden weten hoe mijn begeren om uw kleren dolen dorst; maar ìk draag in me-zelf de wonde, zelf gereten, waarvan de koortse rilt en davert door mijn borst.
Want 'k heb de straffe zélf in 't lillend vlees geslagen; ik heb een spijt'ge spot gehamerd in mijn brein... - Gij echter, ga voorbij, arm kind, en zónder vragen: ik haat u om dees geert', die 'k minne om deze pijn...
De modderen man (1920)
|