Een gedicht van Karel van de Woestijne 1878-1929
De bruid zegt:
Hoe wordt mijn lippe week van honig-smaak? – ’t Is of ‘k met tanden-reek uw tanden raak...
Hoe zijn uw ogen klaar van vreemde schijn! ‘k Zie er me lévens-waar spíeglend in zijn...
‘k Hou mijne leden, als ware ik beschaamd… – Uw adem, om mijn hals, die zoelig aêmt...
- Is het een lente-gloed die door me gaat? Hoe toch uw strak gelaat me rillen doet...
…’k Voel me zo vreemd, – zo vreemd bevángen zijn… Uw stille stemme fleemt als zoete wijn.
Stille zangen
|