Een gedicht van Jan Jacob Slauerhoff 1898-1936
Landelijke Liefde I
Wij stonden gebogen over de vliet; Daaronder leken onze gezichten Ziende uit een toekomst, toen een lichte Rimpeling ons glimlachen liet:
Ons spiegelend zoals wij niet Meer konden zijn. Nooit meer? Ik vroeg haar: ‘Laat alles worden zoals vroeger.’ Zij gaf geen antwoord. Haar voetje stiet
Een steen in 't water en terstond Verdwenen we. Zo was het altijd: Verschijnen, verdwijnen, weerzien, afscheid, Zoeken in elkaars ogen en mond.
Een zoen, niet bij machte kortstondige weelde Te geven, die alleen het voorgevoel Van het wellicht voor 't laatst te doen Een zekere ernstige wellust verleende.
Saturnus (1930)
|