Een gedicht van Frederik van Eeden 1860-1932
De Noordenwind
De wind waait hoog en kent de mensen niet.
Hoog wil ik stijgen met de Noordenwind, boven 't gerucht der stemmen - boven 't licht der volle straten. Weg! het warm gewoel, de weke druk van mensen om mij heen!
Ik wil ééns vrij zijn, ééns oneindig vrij, dat er geen liefde en lachen om mij is, geen zoete stem, geen blik van vrienden-ogen geen weekheid en geen weemoed en geen lust.
'k Wil eenzaam stijgen in de Noordenwind, die in de kille nacht gestadig waait groot en onwetend.
Stijgend wil ik neerzien met koude blik en onbewogen mond op wat voor eeuwig wegzinkt onder mij.
En als de passies, die 'k heb liefgehad, zich aan mijn kleedren hechten en 't gelaat met schreien heffen en mij angstig vragen, hen niet alleen te laten in de nacht ...
dan zal ik zwijgend hun gekromde handen losmaken van mijn kleed, - en als zij vallen zal ik niet sidd'ren bij de doffe slag ...
maar zingend rijzen in de koude nacht.
|