Een gedicht van P.A. de Génestet 1829-1861
Alarmisten
Och bevende alarmisten, Och pruiken, podagristen, Och ouwe–wijven–kliek, Och nare leuterkousen, Och bankroetiers en smousen, Je malen maakt me ziek.
Je duffe konversatie Is ééne lamentatie, En nergens zie je licht; Je snatert en je stottert, Je steunt en stikt en snottert.... ’t Is wat een vies gezicht!
Gedaalde metallieken, Failliete republieken, D’ effektenhoek vol vrees; De kooplui in perikel, Heel de aard op een karikel, De wereld op de sjees!
Het mensdom op zijn endje, Veel kinderen en – geen centje Verdiensten op ’t kantoor: De hele boel in ’t honderd, En half Euroop geplonderd – Dat ’s alles wat ik hoor!
Wie naar je praat wil luisteren, Die ziet de zon verduisteren, Die weet niet, wat hij ziet, En zou zijn mooiste zaken Terstond aan kant gaan maken, Of stuurt ze recht – in ’t riet!
Die zou zich dood gaan kniezen, En al zijn geld verliezen Uit zuinigheid alleen; Die laat zijn kroost verhongeren, En foetert op de jongeren, Die spotten op hem heen!
Die ziet, owaai! de Fransen Al in zijn keuken dansen, De meid tot déjeuné; Die ’s nergens op zijn aise, Die hoort een Marseillaise In ’t lied van Isabé!
Die ziet in al zijn zonen Al tijger–aardjes wonen En kleine Louis Blanc’s: Die ’s bang voor Balinezen, Die durft geen krant meer lezen, Maar kijkt er rillend langs!
Met al die bange wezels, Die kwezels en die ezels, Wie drommel, weet er raad? Al trekken zich die Joppen De haren uit hun koppen, Ik weet niet of het baat!
Maar handen uit de mouwen, Couragie en vertrouwen En wat gezond verstand! De mens leeft om te hopen.... En ’t zal zo’n vaart niet lopen: ’t Leit immers op zijn kant?
Ook ik beken het garen: Wat onze tijden baren Is ver van amuzant, ’t Is vreeslijk en ’t is ijselijk, ’t Is schriklijk en afgrijselijk.... En ik heb ook het land!
Maar ’t ergst van alle plagen, Zijn toch in onze dagen Die kennissen van Job! Het zijn je die meneeren, Die steeds jeremiëeren, Die altijd lamenteren, Die ’t weinigs goeds negeeren En eeuwig redeneren Als kippen zonder kop!
1884
----------------------------------------------------
- alarmist: iemand die opschudding, onrust teweegbrengt - podagrist: iemand die lijdt aan podagra (gewrichtsaandoening van voet- en teengewrichten) - bankroetier: iemand die bankroet gaat m.n. wanneer daarbij bedrog gepleegd wordt - smousen: bedriegers, sjacheraars - metalliek: Oostenrijkse effecten waarvan de rente in muntgoud werd uitbetaald - karikel: licht tweewielig rijtuig - Louis Blanc: Frans politieker ten tijde van de Franse revolutie - joppe: goed gekleed
|