Een gedicht van Guido Gezelle 1830-1899
Gepoeft, gepaft
Gepoeft, gepaft, ge'n hoort niet el, met wappers en met wissen fel, als smijten, slaan en buisen, dat beide uwe oren ruisen, op vodde en lap en vuil tapijt, dat ‘t kuilt en wentelt wijd en zijd, van ‘t stof! De greppen zweren vervaarlijk, onder ‘t scheren der groeve en fijne bezems, daar ‘t gerokte volk mee henenvaart de straten langs. Ze gieten, bij hele en ganse vlieten! Past op, en niet te bij en gaat, gij heren: heel die waterstaat en zult ge, of ‘t zal u rouwen, niet storen. Zwicht de vrouwen, die heersend met de bezem staan, of seffens zal hun tonge gaan! ‘t En baat hier niet als vluchten en, stille of luide, zuchten: ‘t Zij binnen of ‘t zij buiten huis, geen vrijheid meer: t is 'grote kuis!' ‘k Ga ievers om een glaasken: te naaste weke is ‘t Pasen!
1892
------------------------------------------ wapper - kleerklopper buisen - al slaande lawaai maken kuilen - in wolken opstijgen grote kuis - grote schoonmaak
Tijdkrans (Oostermaand)
|