Een gedicht van Jacob Israël de Haan 1881-1924
O, rust van Tonbridge na 't rusteloos Londen
Aan vier Engelsche makkers, (Mickel, Clement, Sidney en Paul.)
O, rust van Tonbridge na 't rusteloos Londen; Hier welt het water helder, 't veld staat blauw Van vlas, de hoge hop rankt langs zijn touw, De wilde wingerd houdt elk huis omwonden.
En elke dag zet in één zaalge brand De hemel en uwe hemelsblauwe ogen. Wij dwaalden, nu verdiept, dan opgetogen, Ik zag naar u, de hemel, 't akkerland.
En 't was uw vraag: 'Gij waart een blij bewoner Van rijke steden en van weidse streken Is mijn dorp schoon? Mijn land? Waar vindt men schoner?'
En 't antwoord: 'Maat: ik heb mijn weg gewend Van land naar land, niets heeft mij meer geleken Dan uw dorp Tonbridge en uw heuvlend Kent.'
Liederen (1917)
|