Een gedicht van Herman de Gorter 1864-1924
Een meisje
's Morgens op het witte laken doet er een gelaat ontwaken - dat ligt daar als een waterlelie op een golf water, op de peluw.
's Middags loopt ze in het bos te schijnen, haar ogen tussen bladen als twee kleine vuurjuwelen, kijkend in een laan - bladen ruisen weer dicht, ze is gegaan.
's Avonds lacht ze in een stille kamer, zonder 't zelf te willen wordt ze weer dromerig en lacht minder en minder - zegt goênacht.
|