Een gedicht van C.S Adama van Scheltema 1877-1924
Stadsklokken
Een laatste roep der donkre stad verzonk, Het zwijgend water wiegde gouden spranken, Nog poosde een late lichtschijn bij een kranke, Bij zure arbeid, of een zoete dronk.
Toen galmde de verlaten stad en schonk Een donkre stroom van volle bronzen klanken In mijne open ziel, - ik boog tot danken, Toen 't dreunend antwoord in een cirkel klonk.
Zo breekt een lied uit elke hoge toren, En slaat een band van jublende geluiden Om ieder eenzaam hart, dat nog kan horen;
Een krans van klokken komt me 't uur beduiden, Daar stijgt mijn donkre ziel in lichte koren - Daar slaat mijn hart, dat als een klok gaat luiden!
|