Een gedicht van Johannes Klinker 1764-1845
De jonge Kloë
Kloë, zestien jaren oud, Sprak: ik zal de min ontvluchten: Want als men het wel beschouwt, Doen de minnaars niets dan zuchten. 't Is of elk zijn tijd besteedt In 't gevoelen van zijn leed.
Waar ik slechts mijne ogen wend - Nergens vind ik twee gelieven Die niet zuchten. Wat ellend' Mag hun teedre boezems grieven? Waarom staag de vreugde ontvlucht Door hun eindeloos gezucht? -
Neen, nooit zal de liefde mij In haar nare kluisters binden: In die teedre slavernij Kan ik zo veel heils niet vinden. Heeft de min er anders geen? - Liever blijf ik dan alleen.
|