Een gedicht van W.J. van Zeggelen 1811-1879
Wat verboden vruchten ons kunnen brengen toen en nu er is geen verschil...het gaat allemaal zoals het wil. Je kunt angstig zijn voor de strenge man en zijn eventuele straf...maar het kwaad wordt altijd vanzelf gestraft! Eén Oog die alles ziet en beter een tijdelijke straf dan de eeuwige straf!
Verboden vrucht
Ik was onlangs bij Evert-oom En klom er in de kersenboom; Het was wel tegen ooms verbod; Maar 'k was op kersen zo verzot, Dat ik mijn vrees voor straf verwon En plukte wat ik plukken kon. Juist kwam de tuinman in de tuin, Ik klom wat hoger naar de kruin, En wist van angst niet wat te doen, 'k Verschool mij onder 't dichte groen; 't Was schemeravond; bovendien Kan de oude Jan niet ver meer zien. Ik vreesde - had hij mij bespeurd - Hij had mij naar mijn oom gesleurd, En 'k weet, waar deze wat verbiedt, Daar is oom gans zo maklijk niet. Wis zou de tuin naar alle schijn Voor lang voor mij gesloten zijn; En de ergste straf nog zou daarna Mij zeker wachten bij Papa. Ik gluurde Jan na waar hij liep, Tot eindlijk oom, o vreugd! hem riep. 'k Was van mijn stuk af door de schrik, 'k Zakte af, maar op dat ogenblik Brak juist een tak, 'k viel naar beneên En och, ik brak mijn linkerbeen.
Vier weken lig ik thans te bed, Mijn broeders hebben dolveel pret. Wat ik hun vreugde soms benijd! Wee mij, 't is juist vakantietijd; Dat zetten, foei, het deed zo zeer! Daar lig ik nu in spalken neer! En eer ik van mijn peluw kom, Is heel de lieve zomer om. Ik heb nu tijd om na te gaan Hoe duur die grap mij kwam te staan, En 'k denk met menig diepe zucht: Wat gaf mij die verboden vrucht? Ach, was het proeven suikerzoet, De nasmaak is als gal en roet.
|