Een gedicht van Johan Michiel Dautzenberg 1808-1869 Toen werden mensen en dichters niet zo oud als nu, maar ze spraken meer en een betere taal. Al het vermaak van en op deze wereld is niet altijd een verrijking van de geest!
Het duivenprieel
Gij wilt uit nacht en winter, Gij wenst een warm tafreel, Gij kijkt om u heen en vindt er Een vriendelijk duivenprieel.
Nauw dringt er de zonne binnen, Zij tovert door ‘t naaste verschiet; Drie duifjes beginnen daarbinnen Te zingen een tortellied.
Drie zusters zijn het, dat raad je: De oudste een ontluikende knop, Het jongere paar, dat praat je Nog graag van bikkel en pop.
De oudste trenst, en haar kluwen Verbreedt zich tot strik en net; Hoe zou zij blozen en gruwen, Zo zij zag hoe ik op haar let.
Mijn winter wordt tot zomer. ... Toch sluit ik de ogen dicht! Want ach, mij grijze dromer Verblindt zulk hemels gezicht.
|